zondag 11 januari 2009

Het koningschap van Willem II (vervolg)

Het is vanaf 1843 dat koning Willem II de kennelijk ontstane tegenstelling tussen regering en parlement meer en meer gaat benadrukken. Hij zag deze tegenstelling vooral als een conflict tussen op herziening van de grondwet beluste parlementariers enerzijds en een grondwet-beschermende regering anderzijds. Het conflict liep dusdanig hoog op dat de vorst in 1847 zijn ministers beval niet meer in te gaan op interpellaties die mede ten doel kregen informatie ten aanzien van herziening te verkrijgen. De invloed die van de hervormers (men moet hierbij vooral aan Thorbecke c.s. denken) uitging was overigens minder groot dan de koning toen gedacht had. Zeker reikte deze op een gegeven ogenblik zo ver dat zelfs ministers aan herziening begonnen te denken, maar het uiteindelijk verloop van de gebeurtenissen in de periode 1840-1847 gaf een ander beeld te zien. In december 1844 kwam de kwestie in het centrum van de politieke belangstelling. Samen met acht andere kamerleden bood Thorbecke een proeve van een nieuwe grondwet aan twintig voorstanders aan. Slechts zeven ervan wilden het 'Negenmannenvoorstel' steunen, zodat het uiteindelijk op 31 mei 1845 met 34 tegen 21 stemmen werd verworpen. Hoewel Thorbecke een geenszins geringe rol heeft gespeeld in het proces dat geleid heeft tot de grote ommekeer van 1848, het jaar waarin men gewoonlijk de parlementaire periode laat aanvangen, is die rol mijns inziens nooit dominant geweest. Het was de 'autocraat' Willem II die in 1848 de doorslag gaf tot de 'ommekeer'. Hoeveel groter schat men zijn invloed en betekenis wanneer men zich nog realiseert dat een kamermeerderheid in 1845 een herziening a la Thorbecke had willen verhinderen.