woensdag 10 juni 2009

Het koningschap van Willem II (vervolg)

In de inleiding heb ik mij de vraag gesteld in hoeverre Willem II als promotor, dan wel als tegenstander van een constitutioneel-liberale herorientatie kan worden gezien. Op deze plaats kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat noch van het een, noch van het andere sprake is. Bestudering van het door Willem II gevoerde economisch- en religieus-cultureel beleid - hoe summier gezien tijd en ruimte ook in dit werkstuk opgenomen- heeft mij doen inzien dat hier althans van beleidsverandering (veelal in liberale zin) gesproken kan worden. Politiek-constitutioneel ligt de zaak ietwat gecompliceerder. Hier is mijns inziens voor wat betreft de verhouding regering-parlement -wellicht mede door een zekere verruiming van de parlementaire macht door de herziening van 1840 -zeker na 1843 een verscherping der tegenstellingen zichtbaar. De verhouding koning-ministers -meer uitgebreid in het werkstuk behandeld -laat zich aanmerkelijk moeilijker beschrijven. Hier lijken bepaalde tendenties dooreen te lopen: conservatief-autoritaire trekken die dikwijls samengaan met een streven naar een meer liberaal georienteerd regeringssysteem, waarbij zij aangetekend dat autoritaire gedragingen ook hier vanaf 1843 de overhand leken te krijgen. Hoewel de meeste auteurs continuiteit in de feitelijke verhoudingen menen te moeten benadrukken, dient mijns inziens de rol die Willem II in de jaren 1840-1847 heeft gespeeld, als mede bepalend voor de veranderingen sinds 1848 te worden geacht: niet slechts vanwege zijn volledige aanvaarding van '1840', vooral door een algemene tendentie, overigens sterk wisselend, van tegemoetkoming aan wensen omtrent uitbouw van een meer liberaal regeringssysteem. Dit bij uitstek 'paradoxale' in de figuur van Willem II maakt hem -bij voorbaat- tot wat ik een typische overgangsfiguur zou willen noemen. Dat zijn zoon Willem III later meer dan eens in conflict kwam met vertegenwoordigers van het zogeheten nieuwe constitutionele bestel, mag aan deze opvatting geen afbreuk doen.