zondag 23 mei 2010
Neutralistische tendensen in ons buitenlands beleid (2)
Door de Duitse invasie in mei 1940 zag de Nederlandse regering zich genoodzaakt de zelfstandigheidspolitiek op te geven. Niet alleen binnenlandse verhoudingen noopten tot koerswijziging, vooral externe-, buitenlandse factoren speelden in deze een grote rol. Mogelijkheden tot het voeren van een anders gericht buitenlands beleid werden overwogen en onderzocht. De eeuwenlang gevolgde weg had immers gefaald? Vanzelfsprekend is dat in de literatuur over dit onderwerp daarom de beleidsveranderingen sinds 1945 het meest worden benadrukt: niet-inmenging had plaats gemaakt voor een actieve deelname van Nederland in wereldpolitieke zaken. De neutraliteitspolitiek werd opgegeven. Hoezeer veranderingen ook domineren, aan vragen omtrent eventuele continuiteiten kan men zich mijns inziens moeilijk onttrekken. In dit werkstuk zal de vraag centraal staan: In hoeverre kan de breuk, als veroorzaakt in het Nederlands buitenlands beleid door W.O.II, worden gezien als een algehele-, dan wel als een gedeeltelijke breuk? Gerechtvaardigd lijkt me een dergelijke probleemstelling te meer -hoe zeer de politiek in geallieerd verband ook haaks mag staan op de vooroorlogse zelfstandigheidspolitiek - omdat het me vooralsnog niet zeer aannemelijk voorkomt dat eeuwenoude beleidsargumenten na 1945 door de Nederlandse regering en door het ministerie van buitenlandse zaken in het bijzonder, definitief als afgedaan werden beschouwd.