vrijdag 26 september 2008

Het koningschap van Willem II (vervolg)

Politiek-constitutioneel beleid

De koning en zijn ministers

'Ondanks aanvankelijke verbale progressiviteit', aldus Boogman in zijn 'Rondom 1848', 'was Willem II niet van zins nieuwe wegen in te slaan.' Inderdaad werd het merendeel der ministers, die het zo persoonlijk-autocratisch regime van zijn vader hadden gesteund, in de regering gehandhaafd. Bovendien bleef ook hij afkerig van een te sterk homogeen ministerie. Zeker zou hij ervoor waken te veel van zijn koninklijke macht op te offeren aan de wil van ministers en parlement.
In veel opzichten was de nieuwkomer inderdaad even autoritair als zijn voorganger. Een zeker verlangen naar revanchisme ten aanzien van Belgie, mede bepaald door zijn militaire verleden, was ook hem niet vreemd. Daarnaast koesterde hij bepaald sympathieen voor meer autoritaire bestuursvormen. Die voor de rooms-katholieke kerk is hier reeds ter sprake gebracht.
Dit alles neemt niet weg dat hij er alles aan heeft willen doen het koningschap een andere inhoud, dan wel een ander karakter te geven. Met name in de beginperiode zijn pogingen gedaan de banden met ministers, parlement en bevolking zo veel mogelijk aan te halen. Zo nam hij zich voor meer en beter overleg met de volksvertegenwoordiging te voeren en zich bovendien meer open ten aanzien van zijn ministers op te stellen.
Eenvoudig viel dit hem zeker niet. Reeds een half jaar na de inhuldigingsplechtigheid zou hij hebben geklaagd:'Ces gouvernements constitutionnels ne sont pas une chose simple!' Reeds hieruit blijkt in welk een moeilijke positie de nieuwe vorst was komen te verkeren: voortdurend pogen de koninklijke machtsuitoefening in overeenstemming te brengen met de constitutionele liberale herorientatie, waarvan '1840' een eerste product was.