zaterdag 2 augustus 2008

Het ontstaan van de openbare gezondheidszorg

In het conflict tussen de empirische - (geld verdienen) en filantropische school (ziekenzorg) in het denken over medische ethiek in de Oudheid, lijkt de laatste richting in de periode van het Hellenisme de overhand te krijgen.
Met name Hippocrates, algemeen beschouwd als de vader der geneeskunde, treedt op als vertegenwoordiger en pleitbezorger van de filantropische beginselen en daarmee van de filantropische school. Een niet onbelangrijk aandeel heeft hij gehad in de verbreiding van dit vernieuwde medisch-ethische normbesef; een ethiek die -ondanks de nogal rationele elementen erin - in belangrijke mate werd bepaald door meer religieuze opvattingen en tradities (Asklepios).

Probleemstelling: Kan men staande houden dat het juist bovengenoemde mentaliteitsverandering onder medici was die een ontwikkeling naar een systeem van openbare gezondheidszorg in de hand heeft gewerkt of zijn hier andere verklaringen voor?

Wil men althans een poging doen die vraag te beantwoorden (Is zo'n vraag wel te beantwoorden?), dan zal men zich eerst genoodzaakt zien de positie van de 'demosieuon' te onderzoeken . Immers, het waren de 'openbare artsen' die in belangrijke mate verantwoordelijk waren voor de veranderingen in het systeem van gezondheidszorg. Ook de rol van de overheid is in dit verband cruciaal te noemen.

'Demosieuontes' ontvingen een vast basisinkomen uit handen van de staat en het was dit inkomen dat de artsen aan overheden en regeringen bond. Het inkomen diende feitelijk drie doeleinden:

1) Het garandeerde de aanwezigheid van een ervaren arts.
2) Het weerhield artsen ervan hun praktijk te verplaatsen naar hun meer welgevallige steden.
3) Het was vaak een maatstaf voor de medische kwaliteiten van de arts.

Het verkijgen van een salaris uit openbare fondsen was niet altijd een garantie voor de oprechtheid van de arts. De meeste artsen - en zeker 'demosieuontes- lieten zich leiden door de eerder genoemde filantropische principes. Het was die mentaliteit die in de visie van de auteurs Hands en Kudlien 'general welfare' heeft bevorderd. Kudlien ziet in deze vooral de veranderde mentaliteit als stuwende kracht, Hands hecht grote waarde aan het optreden van de 'demosieuon'.